Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Esmée is nu eenmaal Esmée

De foto van de Friese verzetsstrijdster Esmée van Eeghen staat binnenkort op het monument van gevallen verzetsstrijders in het Fries Verzetsmuseum in Leeuwarden. Esmée, die op 7 september in Groningen werd neergeschoten, stond lang te boek als het zwarte schaap. Enerzijds kwam dat door haar relatie met een Duitse officier van de Wehrmacht wat leidde tot verdachtmaking van verraad, anderzijds door haar promiscue gedrag.

Esmée van Eeghen woonde in dit huis aan de Gerrit van der Veenlaan in Baarn. Nu is dit gemeentelijk monument een studentenhuis.

Esmée van Eeghen behoorde tot  een vooraanstaande familie – haar vader was directeur van de Amstel-brouwerij. Haar moeder een jonkvrouw, die na haar scheiding trouwde met een baron. Esmée hielp geallieerde piloten, bracht Joden onderdak en verzorgde landelijke wapentransporten. Ze was avontuurlijk en onverschrokken. Haar levensverhaal zie je dunnetjes terug in de film Zwartboek van Paul Verhoeven.

Haar naam en die van haar broer staan op het oorlogsmonument in Baarn.

Hoog spel

Esmée speelde hoog spel. Bekend is dat ze een van haar gecharmeerde Duitse officier een koffer met wapens door de controle op station Amsterdam Centraal liet dragen. Generaal Eisenhower eerde haar postuum voor hulp aan neergeschoten vliegers. In ´Het koninkrijk der Nederland in de Tweede Wereldoorlog´, deel 7 schaart dr. L. de Jong haar bij de Nederlandse verraadsters. Zonder grote druk van de Sicherheitsdienst (SD) zou ze de namen hebben genoemd van zeker vijf verzetsstrijders. Is dat zo? De schade zou aanzienlijk zijn geweest. Zij was geen Miep Oranje, die als verzetsstrijdster begon,  gevangen werd genomen door de SD en vervolgens overging tot verraad waarbij ze tientallen verzetslieden liet arresteren. Na de oorlog verdween Miep spoorloos.

Nymfomane

Van Esmée staat vast dat ze een nymfomane was en ontzettend wispelturig. Ze had menig minnaar. Geen ervan trok na de oorlog haar verzetswerk ook maar voor een moment in twijfel. De rest namen de meesten op de koop toe. Want Esmée was nu eenmaal Esmée, een bloedmooie vrouw met ‘een exorbitant gevoel voor humor, wat Engelsen witty noemen, ad rem zonder ooit rauw te zijn of kwetsend’. Op 26-jarige leeftijd werd ze in Groningen- Paddepoel, gedood door dertien kogels, afgevuurd door de Duitse SD-leider Ernst Knorr. Voor zijn verhoor in 1945 pleegde hij zelfmoord.

Na de oorlog is Esmée in Baarn begraven, samen met David haar broer, ook een verzetsstrijder die in april 1945 stierf in concentratiekamp Bergen-Belsen. In het graf ligt ook haar in 2015 overleden halfbroer Sander Schimmelpenninck van der Oye.

In Leeuwarden staat Esmée tussen ruim 290 omgekomen Friese verzetsstrijders. Zij en  verzetsstrijdster Wieke Bosch, die onlangs ook is toegevoegd, zijn de enige twee vrouwen op dit monument.

Martin Bril, ultieme chroniqueur van Nederland

´Mooi zat, denkt de oude man, en de boosheid sijpelt weg, want ongemerkt is het gaan regenen.´ Dit is de laatste zin van columnist/schrijver/dichter Martin Bril in de Volkskrant van 17 april 2009. Vijf dagen daarna stierf hij aan kanker.

Bril was een ware taalkunstenaar. Hoe heerlijk is het door hem bedachte woord rokjesdag? Korte jurken, blote benen, flanerende meisjes en vrouwen op de eerste lentedag. Dit zoenwoord kreeg een plaats in de Dikke Van Dale.

Bril publiceerde tientallen boeken, vrijwel allemaal bestsellers. Wie kent niet De Kleine keizer, een boek over Napoleon? Vanaf 2001 schreef hij dagelijks een column in de Volkskrant, iets wat hij eerder ook deed voor het Parool.

Heimwee

Graf van Martin Bril op de begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam.

Geregeld verscheen hij op tv in De Wereld draait door. Daar toonde hij zijn interesse in de geografie van Nederland. Jarenlang toerde hij langs dorpen, kronkelige dijken en oude forten. Daarmee groeide hij uit tot ‘de ultieme chroniqueur van het moderne Nederland…’. Postuum verscheen in 2012 een verzameling verhalen over ons land. In Heimwee naar Nederland lees je onder meer over het oude logement Scholte in Veenoord bij Nieuw-Amsterdam, waar de kamer van Vincent van Gogh nog altijd te bezichtigen is. En over de stokoude Kranensteeg in Deventer, door Bril uitgeroepen tot ‘mooiste steeg van het hele land’.

Schitterend

Martin Bril: ‘Als ik denk aan Nederland, waar denk ik dan aan? Aan vroeger, soms, toen alles beter was en fotografen en cineasten een Nederland vastlegden dat voor eeuwig een ansichtkaart zal zijn. Aan het heden dat grimmig en vol en slordig is, aan de toekomst die gek genoeg schitterend zal zijn, want wie niet droomt, zal vroeg sterven.’ Hij droomde, maar stierf vroeg, 49 jaar. Behalve zijn naam staat erop zijn grafsteen ´Enfin´, eindelijk.

Frans Hals ‘de ziener’

Frans Hals: De vrolijke drinker (1629) lijkt samen met jou het glas te heffen.

Vincent van Gogh was een fan van Frans Hals, de schilder, zoals gezegd, van ‘de dansende, krachtige penseelstreken’. Hals en Rembrandt waren dé schilders uit de Gouden Eeuw. In het Rijksmuseum in Amsterdam is tot en met 9 juni een tentoonstelling te zien van het werk van deze grote meester.

De wieg van Frans Hals (1582/84 – 1666) stond in Antwerpen. Als vluchteling voor de Spaanse troepen kwam hij naar de noordelijke Nederlanden. Omstreeks zijn dertigste maakte hij zowel in als buiten Haarlem naam als succesvol kunstschilder. In een tijd waarin de meeste kunstschilders uiterst verfijnd te werk gingen omarmde Hals het leven en gaf de mens realistisch weer. Hij ging de straat op, schilderde acteurs, hoeren, mismaakten en muzikanten. Ze staan middenin de maalstroom van het leven, vrijwel altijd met een lach op hun gezicht.

Abrahamsz Massa en Beatrix van der Laen uit 1622, pas getrouwd en gedurfd weergegeven.

Na het overlijden van Hals raakte zijn werk in de vergetelheid. Pas in de negentiende eeuw, de tijd van het impressionisme, bloeide de aandacht voor zijn rauwe en losse schilderstijl weer op. Menig schilder uit die tijd bekeek zijn werk vol jaloezie.

Razendsnel

Hij lijkt zijn onderwerpen razendsnel op doek te hebben gezet. De vrolijke drinker uit 1629 geeft je het gevoel dat hij samen met jou het glas heft. De man lijkt te ademen, het is wat Hals bedoelde met zijn schilderijen: grip op het leven krijgen. Dat doet hij ook met zijn groepsportretten, toen als ‘gewaagd’ beschouwd. Neem het portret van (vermoedelijk) Abrahamsz Massa en Beatrix van der Laen uit 1622, een schalkse vertoning die nooit zo tot stand zou zijn gekomen als de schilder het stel niet goed had gekend.

Deze acteur verbeeldde Pekelharing, een dwaas. Altijd met donker gezicht vertolkte hij de vrolijke noot in een toneelstuk.

Deze lachende jongen uit 1630 is misschien een zoon van Frans Hals. Het portret werd niet in opdracht gemaakt, maar verkocht op de vrije markt.

Hals beroemdheid blijkt ook uit zijn schuttersstukken, een geliefd onderwerp uit die tijd (denk aan de Nachtwacht van Rembrandt). Hij schilderde ook schuttersmaaltijden buiten Haarlem, wat zijn bekendheid tot eer strekt – schutterij 1633 Amsterdam. Hals was een druk bezet man. Zijn gezin telde waarschijnlijk tien kinderen –sommige van die kinderen schilderde hij. Hij zou vaak beschonken achter zijn schildersezel hebben gestaan. Vandaar die ruige stijl? Aan het einde van zijn leven ramde hij vol bravoure de verf op het doek, druipers liet hij gewoon staan.

Onbetwist was hij een groot schilder, zijn graf vind je in de Sint Bavokerk in Haarlem. Lodewijk van Deyssel schreef in een essay uit 1937 over Frans Hals de terechte woorden: ‘Frans Hals was een ziener. In de verschijningsvormen van het gewone leven, in het realistisch karakteristieke, (kan) een even groote waarheid, even groote diepte van besef gevonden worden als in het klassieke of mystieke. Wij vereeren hem om dat hij een ziener is, in wien het begrip van dat precieze en compleete zich tot iets van ongeëvenaarde waarde heeft verdiept.’