Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Doodsroffel in De Kruisiging van Brueghel de Jonge

Dof gehamer, gekerm en gescheld. Op Golgotha sterft Jezus aan het kruis. Hij hangt in het midden, hoog boven de massa. Aan het kruis rechts hangt Dismas, een crimineel die berouw toonde. Jezus beloofde aan hem het paradijs. De man aan het linker kruis is Gestas, ook een crimineel. Hij toonde geen enkel berouw voor zijn zonden.

De onheilspellende lucht boven dit zeventiende-eeuwse olieverfschilderij De kruisiging van Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) geeft aan dat er iets verschrikkelijks te gebeuren staat. In gedachten hoor je de doodsroffel. Schilders uit die tijd hadden geen idee hoe de calvarieberg erin werkelijkheid uitzag. Daarom plaatste Brueghel de Jonge de schedelplaats, naar het voorbeeld van zijn voorgangers Jheronimus Bosch en Pieter Brueghel de Oude, in een volstrekt Brabantse omgeving. De stad op de achtergrond is niet Jeruzalem, maar Antwerpen, zij het in geïdealiseerde vorm.

De terechtstellingsplaats voor ter dood veroordeelden lag buiten de stadsmuur van Jeruzalem. Bij benadering was wel bekend hoe de huizen in het Midden-Oosten er uitzagen. In een van die bouwsels was op de avond voor de terechtstelling het laatste avondmaal genuttigd. Ver op de achtergrond en rechts boven op de berg schilderde Brueghel die huizen als een verweerde steenmassa.

Vincent van Gogh: vriendelijk maar ook afstandelijk

De pastorie in Nuenen, woning van de familie Van Gogh.

Buste van Vincent van Gogh door Zadkine, 1955.

30 maart 1885, het is nauwelijks drie graden, verlaat een rouwstoet de pastorie in Nuenen. Voorop de kist met het lichaam van dominee en leraar Theodorus van Gogh, tevens bestuurslid van de Maatschappij van Welstand. Zijn dertigjarige zoon Vincent, kunstschilder, nota bene vandaag jarig, loopt mee in de stoet. De 63-jarige vader had innig van hem gehouden, maar niet van zijn artistiek gedrag. Liever had hij hem gezien in een respectvol beroep.

Het graf van dominee Theodorus van Gogh is bewaard gebleven. Hij stond bekend als beminnelijk en knap, maar de gemeenschap vond hem geen getalenteerde predikant. Doorgaans is het graf alleen zichtbaar van achter een hek, want de kleine dodenakker is hermetisch afgesloten.

Vader stierf op 26 maart aan een hartaanval. Die dag was hij op

een welstandsinspectie langs boerderijen. ´Van een verre tocht over de hei komend, viel hij op de drempel zijner woning neer en werd levenloos het huis binnen gedragen.’ Op de oude begraafplaats Tomakker zonk hij,  vader van 3 dochters en 3 zoons, weg in het graf.

 

 

  De Aardappeleters

Dit is de locatie waar het huis stond van de familie De Groot-van Rooij, die figureert in het  schilderij De Aardappeleters. Het huis werd eind jaren twintig afgebroken. Het huidige huis staat op de fundamenten van het oude huis.

Vincent kwam eind 1883 uit Drenthe naar Nuenen waar zijn vader sinds 1882 dominee was. Zijn zoon, een boerenschilder, voelde zich thuis in Nuenen waar destijds vooral boeren en wevers woonden. Hij bekwaamde zich hier in lichtinval en perspectief. ‘Dat ik de natuur hier heerlijk vind zal U zeker zeer begrijpelijk voorkomen’, liet hij zijn broer, de kunsthandelaar Theo van Gogh, weten. In Nuenen vond hij veel motieven voor zijn werk. Een kwart van zijn oeuvre is hier geschilderd. De Aardappeleters (1885) is daarvan het meest bekend. Zijn schildervriend Anthon van Rappard vond het broddelwerk, die visie betekende het einde van hun vriendschap.

Watermolen

De Opwettense watermolen nu en toen – schilderij van Vincent van Gogh.

Ook de Protestantse kerk, nu het van Goghkerkje,  waar zijn vader preekte – legde hij in 1884 vast op linnen. Een jaar later schilderde hij op het laatste nippertje de oude kerktoren op de Tomakker, het restant van een kerk uit de 15e eeuw. De toren werd – zeer tegen de zin van Vincent – kort daarna afgebroken. In hetzelfde jaar schilderde hij de Opwettense watermolen op de Kleine Dommel. De olie-, koren- en zaagmolen stond er al in de elfde eeuw, maar van de oude bebouwing is door brand niets meer terug te vinden. De huidige molen stamt uit 1767.

Afstandelijk

Vincent woonde in Nuenen anderhalf jaar bij zijn ouders in de pastorie. Hij had een atelier in de mangelkamer. Daarna verruilde hij het atelier voor een grotere ruimte bij een andere familie, later bij een koster.

Naast de pastorie staat het huis van Margot Begemann (foto rechts), waarmee Vincent een kortdurende relatie onderhield. Haar vader, ook dominee en voorganger van Theodorus van Gogh, richtte in 1845 een linnen- en damastfabriek op in Nuenen.

Mensen die in Vincents nabijheid verkeerden, zoals de toen 18-jarige Dries Dekker († 1952), noemden hem weliswaar vriendelijk maar bij tijd en wijle ook behoorlijk afstandelijk. Vincent leefde in een andere wereld. Buitenstaanders drongen er niet in door. Hij was ‘een rare’ vonden de zussen van Margot. Ze weerhielden haar van een verder contact met hem. Hiervan was zij zo ontdaan dat ze een zelfmoordpoging ondernam. Na Vincents vertrek naar Antwerpen verwaterde het contact met Margot, zij stierf in 1907 in Den Haag. Datzelfde jaar overleed ook Anna van Gogh – Carbentus, Vincents moeder, zij ligt begraven in Leiden.

Tentoonstellingen

Auberge van Arthur Ravoux in Auvers-sur-Oise, 1890.

Eerste affiche expositie Vincent van Gogh.

Vincent hield van Brabant. Ook later in Zuid-Frankrijk dacht hij vaak aan Brabant, want: ‘Het vaderland blijft toch het vaderland.’ In mei 1890 kwam hij aan in het Noord-Franse Auvers-sur-Oise, waar hij verbleef in Auberge Ravoux. Op 29 juli van dat jaar richtte hij, inmiddels 37 jaar, staand achter zijn  schildersezel in een korenveld, een pistool op zijn borst en haalde de trekker over.

Twee jaar later werd er voor het eerst werk van hem tentoongesteld in Kunstzaal Panorama aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. In 1905 volgde de eerste grote Van Gogh tentoonstelling: 400 schilderijen in het Stedelijk Museum in de hoofdstad. Na 1914 nam de belangstelling voor zijn werk verder toe en stegen ook de prijzen, dit kwam mede door de uitgave van zijn intensieve – en literair hoogstaande – briefwisseling met zijn broer Theo († 1891), die werd samengesteld door Theo’s vrouw Jo Bonger († 1925).

 

 

 

 

Boerenkar voor elk gebruik

Gelderse boerenwagen uit de 19e eeuw. De kar was geschikt voor alle vervoer. Let op het fraaie houtsnijwerk aan de voorzijde.

“’k Heb mijn wagen volgeladen

Vol met oude wijven

Toen ze op de markt kwamen

Nu neem ik van mijn levensdagen

Geen oude wijven op mijn wagen

Hop, paardje, hop!”

De Utrechtse tentkar uit de eerste helft van de 19e eeuw.

Dit lied herinnert aan de paardenwagen, een vervoermiddel dat lang bestond en waaraan veel aandacht werd besteed. Tot in de eerste helft van de negentiende eeuw was er zelfs in de kleinste plaatsen een wagenmakerij annex smidse. De wagenmaker legde zijn klanten een boek voor met daarin voorbeelden van allerlei wagens. Kiest u maar: een wagen voor personenvervoer, zoals de Utrechtse tentwagen van rond 1850, of wilt u een kar die alles kan vervoeren. De meeste kozen die, wel zo handig. Soms werd hij ook gebruikt voor rouwen en trouwen. Voor de laatste categorie bestonden er ook speciale koetsen met stijlvolle ornamenten.

Ambachtelijk werk

Smederij en wagenmakerij waren onverbrekelijk met elkaar verbonden. De smid leverde de ijzeren ringen rond de wielen en de hoefijzers. Wagenmakers bouwden een kar op ambachtelijke wijze, vaak zonder op tijd of geld te letten. Massaproductie bestond nog niet. Het waren vakmensen die alle tijd namen om het de klant naar de zin te maken. De wagenbouw was een heel karwei, ik ga u niet vermoeien met een opsomming van de vele onderdelen die er voor de bouw nodig waren. De kromme dissel zegt misschien nog iets, maar bij slobgat, bonnagel en voorschamel met rongen haakt u af. Veel belangrijker is dat de klant zijn welstand etaleerde met de kar. Daarom liet hij de wagen vaak versieren met kunstige houtsneden, zoals Bijbelse voorstellingen. Op de achterkant – vakterm is achterkrat – van een kar stond vaak een gedicht met een voorspellende of moralistische inslag (zie foto).

Abrahams offerande was een geliefd Bijbels verhaal om op een koets af te beelden.

De koets was geen goedkoop vervoermiddel. Bovendien waren er  paarden voor nodig, ook niet goedkoop. In 1885 produceerde Carl Benz zijn gemotoriseerde ‘koets’, waarmee  er gaandeweg een eind kwam aan de paardenkoets.