
Standbeeld van Harry Mulisch, ereburger van zijn geboorteplaats Haarlem, samen met Laurens Janszoon Coster, vernieuwer van de boekdrukkunst, op de achtergrond de Sint Bavo-kerk.
Boeken van Harry Mulisch, gestorven op 30 oktober 2010, zijn nog steeds te koop. De filosofische Mulisch had al op jonge leeftijd het gevoel een genie te zijn. ‘Toen ik 10 jaar was, stond het voor mij vast dat ik een groot man – niet zou worden, maar reeds sinds tien jaren wȧs.’
Op een foto uit zijn jongste jaren zit hij, uitgedost als onderzoeker, in zijn zolderkamer in Haarlem. Op de deur een bordje: ‘Laboratorium prof. mr. dr. ir. H.K.V. Mulisch. Esq. Deur sluiten. Stilte.’
Harry Mulisch, een kind van immigranten, beschikte over een hoge zelfdunk. ‘Ik ben liever niets naast Dostojevski, dan ‘iets’ naast de klungels die hier voor grote schrijvers doorgaan. Zo ijdel ben ik wel.’
Anti-Duits
Zonder schaamte beweerde hij: ‘Ik ben de Tweede Wereldoorlog.’ Daar had hij gelijk in. De oorlog achtervolgde hem tot bij zijn woning op de Leidsekade in Amsterdam. Ernaast woonde een Joods echtpaar, het werd in 1943 vergast in Sobibor.

Mulisch huis aan de Leidsekade in Amsterdam.
In tegenstelling tot zijn vader, Kurt Mulisch, een voormalig Oostenrijks-Hongaars legerofficier, was zijn zoon fel anti-Duits. Kurt werkte bij Lippman, Rosenthal & Co, de bank die de Joden voor hun vernietiging het geld afnam. Hoewel zijn vader heulde met de vijand, was hij geen nazi. Hij leefde gescheiden van zijn veel jongere vrouw, de moeder van Harry, Alice Schwartz, een Jodin. Door zijn inzet overleefde zij de oorlog – zij overleed in 1996 – en ontliep de in 1927 geboren Harry de Arbeitseinsatz. De Jodenster van zijn moeder hangt nog altijd in Mulisch ongerepte studeerkamer, thans museum. Na de scheiding in 1936 was de opvoeding van Mulisch grotendeels in handen van de huishoudster Frieda Falk, ‘die zijn moeder en niet zijn moeder was’ – meldt zijn biograaf Onno Blom in het boek De wondergrijsaard.
Stratenmaker
Mulisch vergeleek schrijven met straten maken. ‘Je kruipt achteruit, klopt de klinkers in de grond en zo ontstaat het boek.’ Mulisch schreef elke dag. Zijn eerste verhaal De kamer verscheen in 1947 in Elseviers-weekblad, onder de foutieve vermelding ‘schrijver H.K.V. Muliusch’. De volgende stap in zijn carrière is in 1951 met het winnen van de Reina Prinsen Geerligsprijs voor zijn debuutroman archibald strohalm.
Wat volgt is een omvangrijk oeuvre, bekroond met De ontdekking van de hemel – een filosofische roman uit 1992 die wereldwijd aandacht kreeg. ‘Een faustich – humanistisch levenswerk’ – schreef de Frankfurter Allgemeine. The Wall Street Journal noemde het ‘een antwoord op de vraag wat Mulisch noemt ‘de algemene ondergang van alles’. In 1995 ontving hij in Brussel de Prijs der Nederlandse Letteren, de hoogste onderscheiding van het Nederlands taalgebied. Hij stond met Cees Nooteboom en Hugo Claus op de nominatie voor de Nobelprijs voor literatuur, maar die ging aan hun neus voorbij.
De ontdekking van de hemel werd verfilmd, evenals zijn roman De aanslag – Oscar voor beste buitenlandse film – en zijn boeken Twee Vrouwen en Hoogste tijd. Siegfried – dat handelt over een kind van Hitler – was zijn allerlaatste roman. Daarna niets meer, behalve De tijd zelf, hoe mooi is dat. Dit onvoltooide boek verscheen na zijn overlijden.
Herenclub
De 44-jarige Harry Mulisch trouwde in 1971 met de 22 jaar jongere Sjoerdje Woudenberg. Ze krijgen twee dochters: Anna (1971) en Frieda (1974). Onno Blom: ‘Eind jaren tachtig loopt het huwelijk op de klippen. Ze scheiden niet. Sjoerdje begint een relatie met Harry’s arts, In 1987 ontmoet hij de verpleegkundige Kitty Saal – toen 31. Vanaf dat moment leeft hij samen met twee vrouwen. In januari 1992 wordt Menzo Harry Kurt Saal Mulisch geboren.’
Elke maandagavond voegde Mulisch zich bij de door hem opgerichte Herenclub, een deftig links initiatief met o.a. Marcel van Dam, Hans van Mierlo, Henk Hofland, Wim Duisenberg en Han Lammers. Harry liet zich daar ook van zijn meest rechtse kant zien door te beweren dat de Palestijnen weg moeten uit Israël. Ook zijn sympathie voor Geert Wilders viel niet in goede aarde bij de rest van de club

Het graf van Harry Mulisch op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam.
Mulisch overleefde diverse levensbedreigende aandoeningen: in 1982 maagkanker, in 1994 blaaskanker, in 1992 een hersenbloeding tijdens een reis naar New York. Uitgezaaide longkanker naar de hersenstam overleefde hij niet.
Na zijn overlijden bracht een boot hem naar Zorgvlied. Een stralende regenboog boven de Amstel markeerde de tocht naar het dodenrijk. Hij was weer thuis, hoewel niet dood, want zijn werk is nog steeds te koop.