Frans Hals ‘de ziener’

Frans Hals: De vrolijke drinker (1629) lijkt samen met jou het glas te heffen.

Vincent van Gogh was een fan van Frans Hals, de schilder, zoals gezegd, van ‘de dansende, krachtige penseelstreken’. Hals en Rembrandt waren dé schilders uit de Gouden Eeuw. In het Rijksmuseum in Amsterdam is tot en met 9 juni een tentoonstelling te zien van het werk van deze grote meester.

De wieg van Frans Hals (1582/84 – 1666) stond in Antwerpen. Als vluchteling voor de Spaanse troepen kwam hij naar de noordelijke Nederlanden. Omstreeks zijn dertigste maakte hij zowel in als buiten Haarlem naam als succesvol kunstschilder. In een tijd waarin de meeste kunstschilders uiterst verfijnd te werk gingen omarmde Hals het leven en gaf de mens realistisch weer. Hij ging de straat op, schilderde acteurs, hoeren, mismaakten en muzikanten. Ze staan middenin de maalstroom van het leven, vrijwel altijd met een lach op hun gezicht.

Abrahamsz Massa en Beatrix van der Laen uit 1622, pas getrouwd en gedurfd weergegeven.

Na het overlijden van Hals raakte zijn werk in de vergetelheid. Pas in de negentiende eeuw, de tijd van het impressionisme, bloeide de aandacht voor zijn rauwe en losse schilderstijl weer op. Menig schilder uit die tijd bekeek zijn werk vol jaloezie.

Razendsnel

Hij lijkt zijn onderwerpen razendsnel op doek te hebben gezet. De vrolijke drinker uit 1629 geeft je het gevoel dat hij samen met jou het glas heft. De man lijkt te ademen, het is wat Hals bedoelde met zijn schilderijen: grip op het leven krijgen. Dat doet hij ook met zijn groepsportretten, toen als ‘gewaagd’ beschouwd. Neem het portret van (vermoedelijk) Abrahamsz Massa en Beatrix van der Laen uit 1622, een schalkse vertoning die nooit zo tot stand zou zijn gekomen als de schilder het stel niet goed had gekend.

Deze acteur verbeeldde Pekelharing, een dwaas. Altijd met donker gezicht vertolkte hij de vrolijke noot in een toneelstuk.

Deze lachende jongen uit 1630 is misschien een zoon van Frans Hals. Het portret werd niet in opdracht gemaakt, maar verkocht op de vrije markt.

Hals beroemdheid blijkt ook uit zijn schuttersstukken, een geliefd onderwerp uit die tijd (denk aan de Nachtwacht van Rembrandt). Hij schilderde ook schuttersmaaltijden buiten Haarlem, wat zijn bekendheid tot eer strekt – schutterij 1633 Amsterdam. Hals was een druk bezet man. Zijn gezin telde waarschijnlijk tien kinderen –sommige van die kinderen schilderde hij. Hij zou vaak beschonken achter zijn schildersezel hebben gestaan. Vandaar die ruige stijl? Aan het einde van zijn leven ramde hij vol bravoure de verf op het doek, druipers liet hij gewoon staan.

Onbetwist was hij een groot schilder, zijn graf vind je in de Sint Bavokerk in Haarlem. Lodewijk van Deyssel schreef in een essay uit 1937 over Frans Hals de terechte woorden: ‘Frans Hals was een ziener. In de verschijningsvormen van het gewone leven, in het realistisch karakteristieke, (kan) een even groote waarheid, even groote diepte van besef gevonden worden als in het klassieke of mystieke. Wij vereeren hem om dat hij een ziener is, in wien het begrip van dat precieze en compleete zich tot iets van ongeëvenaarde waarde heeft verdiept.’

 

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.