Kosovo en Servië: altijd mot

Wapen van Servië: de Servische adelaars.

En weer is het mot tussen Kosovo en Servië. De twee landen kunnen elkaar niet luchten of zien. Servië weigert de onafhankelijkheid van Kosovo te erkennen. Kosovo trekt zich er niks van aan. Gesteund door Duitsland, Frankrijk en de VS hield de Kosovaarse regering onlangs verkiezingen in noord-Kosovo waar veel Serviërs wonen.

De Servische gemeenschap blokkeerde die verkiezingen. De opkomst was extreem laag (3,5 procent). Kosovo trok zich daar niets van aan en installeerde vier etnisch-Albanese burgemeesters. Servië laaiend. Hun leger ging in de hoogste staat van paraatheid. Hooligans en speciale eenheden uit Servië, gekwalificeerd in het zaaien van onrust, togen naar de demonstratie tegen ‘dit onrecht’. De Servische president Vucic verklaarde: ‘Hier demonstreren vreedzame mensen.’ Aan de overkant bood de NAVO-vredesmacht KFOR bescherming. De demonstratie leidde tot een explosie van geweld. Dertig NAVO-militairen en ruim vijftig demonstranten raakten gewond. Inmiddels staan er nieuwe verkiezingen op de agenda.

‘Terroristische klootzak’

In Kosovo zijn ruim 1,6 miljoen Albanezen en zo’n 50.000 Serviërs. De Servische media – volledig onder controle van Vucic – keren zich fel tegen de onafhankelijkheid van Kosovo. De autocraat Vucic wil niet dat Kosovo zich aansluit bij de EU of samenwerkt met internationale organisaties, zoals de FBI. Als reden geeft hij op dat de helft van de wereld Kosovo niet erkent. Dit klopt niet. Van de 193 landen erkennen er 98 Kosovo wel – ook Nederland. Binnen de EU erkennen Cyprus, Griekenland, Roemenië, Slowakije en Spanje Kosovo niet, dat ligt vooral aan het in toom houden van  bevolkingsgroepen – denk aan de Cataloniërs in Spanje.

Om in de Servische gebieden in Kosovo voet aan de grond te krijgen hamert Vucic op de oprichting van de Unie van Servische gemeenschappen, zoals bevestigd in het Akkoord van Brussel. Kosovo benoemde daartoe een minister van Gemeenschappen die de Serviërs meteen wegzette als ongrondwettelijk en in strijd met het Brusselse akkoord. Vucic, altijd een straatvechter geweest, noemde premier Albin Kurti van Kosovo in het openbaar ‘een terroristische klootzak’ die uit is op de verdrijving van de Serviërs uit Kosovo.

Kosovo was een autonoom gebied binnen de Joegoslavische deelrepubliek Servië. Er wonen vooral etnisch-Albanezen (Kosovaren). President Milošević ontnam Kosovo in 1989 de autonome status. Dat veroorzaakte in 1998 een guerrillaoorlog. In februari 1999 volgde er een bemiddelingspoging tussen de Serviërs en de Albanese Kosovaren. Die mislukte. Van 23 maart 1999 tot 10 juni van dat jaar voerde de NAVO-luchtaanvallen uit op Servië. Operatie Allied Force kostte honderden doden en 300.000 mensen sloegen op de vlucht.

Kribbe

WO1-monument op de berg Gucevo in Servië.

In 2008 riep Kosovo de onafhankelijkheid uit. Dat steekt de Serviërs. Zij beschouwen Kosovo als hun kribbe. Behalve Serviërs en Albanezen wonen er ook Bosniakken, Roma, Slavische moslims (de Gorani – Óns Volk’) en Turken. Het is, zoals overal op de Balkan, een allegaartje van volkeren en culturen die al sinds eeuwen met elkaar overhoopliggen.

De Serviërs kijken altijd naar het verleden. Op 28 juni 1389 verloren ze op Kosovo Polje (het Merelveld) de slag tegen de Turken, die daarna een groot deel van de Balkan in bezit namen. Die slag herdenken ze jaarlijks. De feestdag Vidovdan speelt een voorname rol in het Servisch nationalisme. In 1878 is Servië onafhankelijk. Tijdens de twee Balkanoorlogen – 1912/1913 – annexeert het Kosovo. Dictator Tito geeft de etnisch-Albanezen in 1974 een relatieve vrijheid, maar de Serviërs blijven heer en meester in overheidsfuncties. In de jaren tachtig kwamen de etnisch Albanezen tweemaal in verzet tegen de Serviërs. Milošević noemde Kosovo in 1989 de bakermat van de Servische beschaving. Daarmee wakkerde hij het nationalisme verder aan.

Nationalistische volksbeweging

Nationalisme is ook het belangrijkste thema van Vucic. Hij verruilde het leiderschap van zijn partij SNS voor de oprichting van een nationalistische volksbeweging. ‘Een beweging van fatsoenlijke en normale mensen’, aldus Vucic, die niet bekendstaat als een fris politicus (lees de reportage die The New York Times over hem maakte:  https://www.nytimes.com/2023/05/03/magazine/aleksandar-vucic-veljko-belivuk-serbia.html?searchResultPosition=9).

Om steun te vergaren bij het conservatieve deel van de bevolking dat graag alles bij het oude laat, verhoogde de president de pensioenen met 21 procent. In vrijwel iedere toespraak belooft hij ook de salarissen te verhogen. Ook benadrukt hij de onafhankelijkheid van Servië, het land is voor hem ‘een heilige plaats’. Vrede en stabiliteit komen in elke toespraak terug. De NAVO, benadrukt hij, is uit op conflict. Hij vergeet te vertellen dat het Servische leger vaker oefent met de NAVO dan met Rusland. Het land wacht sinds 2011 op EU-toetreding, al is het bepaald geen koploper, want het vlot niet met het hervormen van de rechtstaat en het nationaal bestuur.

Vucic heeft de oppositie uiteen gespeeld. Demonstraties tegen zijn bewind halen de meeste Servische media niet en halen ze die bij uitzondering wel dan is de verslaggeving ronduit badinerend. Vucic balanceert uitmuntend op het geopolitieke toneel. Hoewel hij de EU– nog altijd de grootste investeerder in Servië – regelmatig beticht van een anti-Servische houding doet het bondgenootschap daar vooralsnog weinig aan. De EU kan de steun aan Servië intrekken, maar dan nemen China en misschien in mindere mate Rusland het roer over. Dat wil de EU voorkomen. Bovendien beschikt Servië over een aanzienlijke hoeveelheid lithium, een delfstof die onmisbaar is voor de fabricage van autobatterijen. Nu de EU midden in de energietransitie zit willen ze niet dat Servië ons die delfstof onthoudt. Vooralsnog slikt de EU het autocratische regime in Belgrado. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat er snel sprake is van een Servische overgave.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.