Vincent van Gogh: vriendelijk maar ook afstandelijk

De pastorie in Nuenen, woning van de familie Van Gogh.

Buste van Vincent van Gogh door Zadkine, 1955.

30 maart 1885, het is nauwelijks drie graden, verlaat een rouwstoet de pastorie in Nuenen. Voorop de kist met het lichaam van dominee en leraar Theodorus van Gogh, tevens bestuurslid van de Maatschappij van Welstand. Zijn dertigjarige zoon Vincent, kunstschilder, nota bene vandaag jarig, loopt mee in de stoet. De 63-jarige vader had innig van hem gehouden, maar niet van zijn artistiek gedrag. Liever had hij hem gezien in een respectvol beroep.

Het graf van dominee Theodorus van Gogh is bewaard gebleven. Hij stond bekend als beminnelijk en knap, maar de gemeenschap vond hem geen getalenteerde predikant. Doorgaans is het graf alleen zichtbaar van achter een hek, want de kleine dodenakker is hermetisch afgesloten.

Vader stierf op 26 maart aan een hartaanval. Die dag was hij op

een welstandsinspectie langs boerderijen. ´Van een verre tocht over de hei komend, viel hij op de drempel zijner woning neer en werd levenloos het huis binnen gedragen.’ Op de oude begraafplaats Tomakker zonk hij,  vader van 3 dochters en 3 zoons, weg in het graf.

 

 

  De Aardappeleters

Dit is de locatie waar het huis stond van de familie De Groot-van Rooij, die figureert in het  schilderij De Aardappeleters. Het huis werd eind jaren twintig afgebroken. Het huidige huis staat op de fundamenten van het oude huis.

Vincent kwam eind 1883 uit Drenthe naar Nuenen waar zijn vader sinds 1882 dominee was. Zijn zoon, een boerenschilder, voelde zich thuis in Nuenen waar destijds vooral boeren en wevers woonden. Hij bekwaamde zich hier in lichtinval en perspectief. ‘Dat ik de natuur hier heerlijk vind zal U zeker zeer begrijpelijk voorkomen’, liet hij zijn broer, de kunsthandelaar Theo van Gogh, weten. In Nuenen vond hij veel motieven voor zijn werk. Een kwart van zijn oeuvre is hier geschilderd. De Aardappeleters (1885) is daarvan het meest bekend. Zijn schildervriend Anthon van Rappard vond het broddelwerk, die visie betekende het einde van hun vriendschap.

Watermolen

De Opwettense watermolen nu en toen – schilderij van Vincent van Gogh.

Ook de Protestantse kerk, nu het van Goghkerkje,  waar zijn vader preekte – legde hij in 1884 vast op linnen. Een jaar later schilderde hij op het laatste nippertje de oude kerktoren op de Tomakker, het restant van een kerk uit de 15e eeuw. De toren werd – zeer tegen de zin van Vincent – kort daarna afgebroken. In hetzelfde jaar schilderde hij de Opwettense watermolen op de Kleine Dommel. De olie-, koren- en zaagmolen stond er al in de elfde eeuw, maar van de oude bebouwing is door brand niets meer terug te vinden. De huidige molen stamt uit 1767.

Afstandelijk

Vincent woonde in Nuenen anderhalf jaar bij zijn ouders in de pastorie. Hij had een atelier in de mangelkamer. Daarna verruilde hij het atelier voor een grotere ruimte bij een andere familie, later bij een koster.

Naast de pastorie staat het huis van Margot Begemann (foto rechts), waarmee Vincent een kortdurende relatie onderhield. Haar vader, ook dominee en voorganger van Theodorus van Gogh, richtte in 1845 een linnen- en damastfabriek op in Nuenen.

Mensen die in Vincents nabijheid verkeerden, zoals de toen 18-jarige Dries Dekker († 1952), noemden hem weliswaar vriendelijk maar bij tijd en wijle ook behoorlijk afstandelijk. Vincent leefde in een andere wereld. Buitenstaanders drongen er niet in door. Hij was ‘een rare’ vonden de zussen van Margot. Ze weerhielden haar van een verder contact met hem. Hiervan was zij zo ontdaan dat ze een zelfmoordpoging ondernam. Na Vincents vertrek naar Antwerpen verwaterde het contact met Margot, zij stierf in 1907 in Den Haag. Datzelfde jaar overleed ook Anna van Gogh – Carbentus, Vincents moeder, zij ligt begraven in Leiden.

Tentoonstellingen

Auberge van Arthur Ravoux in Auvers-sur-Oise, 1890.

Eerste affiche expositie Vincent van Gogh.

Vincent hield van Brabant. Ook later in Zuid-Frankrijk dacht hij vaak aan Brabant, want: ‘Het vaderland blijft toch het vaderland.’ In mei 1890 kwam hij aan in het Noord-Franse Auvers-sur-Oise, waar hij verbleef in Auberge Ravoux. Op 29 juli van dat jaar richtte hij, inmiddels 37 jaar, staand achter zijn  schildersezel in een korenveld, een pistool op zijn borst en haalde de trekker over.

Twee jaar later werd er voor het eerst werk van hem tentoongesteld in Kunstzaal Panorama aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. In 1905 volgde de eerste grote Van Gogh tentoonstelling: 400 schilderijen in het Stedelijk Museum in de hoofdstad. Na 1914 nam de belangstelling voor zijn werk verder toe en stegen ook de prijzen, dit kwam mede door de uitgave van zijn intensieve – en literair hoogstaande – briefwisseling met zijn broer Theo († 1891), die werd samengesteld door Theo’s vrouw Jo Bonger († 1925).

 

 

 

 

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.