Home

Alles verandert bliksemsnel

De wereld is in nauwelijks 20 jaar totaal veranderd. Internet is de nieuwe Werkelijkheid geworden. Ruim 100 jaar geleden brachten telegraaf, telefoon, stoomboot, en trein, later het vliegtuig ons vooruit. Het ging snel, maar nooit zo snel als nu.

Onze wereld is veranderd in een dorp. Financiën, handel en industrie zijn uitgegroeid tot een georganiseerde productieketen. In dit ‘werelddorp’ met 7 miljard inwoners draait het om globalisering: het openstellen van grenzen voor de gemakkelijke verplaatsing van goederen en diensten.

Die ontwikkeling gaat razendsnel. Alleen een crisis, recessie of oorlog kan er een eind aan maken. Maar zijn de puinhopen aan de kant geschoven dan draait alles gewoon weer door en wellicht nog sneller dan voorheen.

Op deze site wil ik de veranderingen in de wereld volgen. Niet zoals een krant of tijdschrift doet, maar door alleen datgene eruit te pikken wat ik belangrijk vind.

Nederland in WO 1 nu gratis te lezen. Het boek verscheen in 2014.

nederland in wo1

Nederland in wo1


Pestkerkhof Alphen benadrukt betrekkelijkheid van het leven

Op de wereld zijn nu 60 miljoen mensen besmet met Covid-19. Het aantal

Het Pestkerkhof aan de Boslust in Alphen.

doden door het virus bedraagt ruim 1,41 miljoen. Dat haalt het bij lange na niet bij de pest, die in de periode 1347 tot 1669 West-Europa teisterde en 25 miljoen slachtoffers vergde. Wat vinden we daar nog van terug? Niet veel, in heel Nederland resteert er uit die tijd slechts één pestkerkhof dat in de jaren dertig van de vorige eeuw werd ontdekt en waarop nu een monument staat.

Langs een rij bomen loopt de stokoude weg naar het noodkerkhof.

Het enige pestkerkhof in Nederland dat behouden is ligt in het Brabantse Alphen, een dorpje in de buurt van Baarle-Nassau. Het ligt, verscholen achter bomen, langs de stille straat Boslust. Met een beetje fantasie kun je de oude situatie invullen. Door het achterliggend bouwland is de oude weg naar de dodenakker, een noodkerkhof, nog steeds zichtbaar. Om besmetting uit de buurt te houden was het de enige manier de pestdoden ver buiten de gemeenschap te begraven.

Kerkdienaren

In 1603, toen Brabant zuchtte onder de Spaanse overheersing, sloeg de pest erbarmelijk toe. Hetzelfde gebeurde in 1625. Alles staat keurig geboekstaafd in de archieven. In die tijd stierven in Breda en omstreken ruim 1800 mensen aan de pest. Het gebied waar het kerkhof ligt was toentertijd uitgestrekte heide. De twee wit omrande kruisen herinneren aan de kerkdienaren die met de pest besmet raakten en eraan overleden: dorpspastoor Adriaensen stierf op 30 juni 1604 en pastoor van den Heuvel op 20 oktober 1625. Ze raakten besmet terwijl ze zich bekommerden om zieke geloofsgenoten.

In totaal werden hier 400 pestlijders ter aarde besteld. Na de pest raakte de begraafplaats in de vergetelheid. Tot 1932, in dat jaar deed pastoor Willem Binck onderzoek naar de pestperiode en ontdekte dat er een pestkerkhof was geweest. Samen met archivaris dr. A. Erens van de Abdij van Tongerlo en archeoloog Joan Willems vond hij met behulp van oude kaarten de ligplaats aan de Boslust. Hij omschreef de vondst in zijn boek Omzwervingen in de Alphensche Praehistorie (1945): “…Ik zie mijn blozende boerenjongens nog staan bij de geopende groeve! Eén begravene hadden we blootgelegd. Alle beenderen waren intact en hard. Eerst baden we voor de zielenrust van alle afgestorvenen onzer parochie. Dan vroeg ik hun om de overblijfselen in een meegebrachte kistje te doen. Een panische schrik stond op hun gelaat. ‘De pest, pastoor de pest…’ Met de verklaring van den dokter trachtte ik hen gerust te stellen. En toch niemand verroerde zich nog. Toen sprong ik zelf in den kuil. Tegelijkertijd kwamen ze me na. ‘k Nam zelf de schedel in mijn handen. Toen vermanden zij zich en borgen met eerbied en misschien met een beetje zelfverwijt, het overige in het eenvoudige houtwerk…”

Monument op het noodpestkerkhof in Alphen.

Monument

Na de opgraving en het gedane onderzoek werd er in 1936 een monument geplaatst. Tot 1961 gingen scholieren jaarlijks op bedevaart naar deze plek. Daarna verdween het noodkerkhof opnieuw in de vergetelheid. Tot de plek in 1987 werd opgeschoond en vijftig meter verplaatst, zodat het nu beter zichtbaar is vanaf de straat Boslust.

Dit monument benadrukt, zeker in de coronapandemie, de betrekkelijkheid van het leven.

 

COVID 19, de HORROR

Mijn besmetting met SARS-CoV-2 was op donderdag 22 oktober een feit. Om negen uur ’s avonds kotste ik mijn avondmaal eruit. Wie had mij aangestoken? Dana mijn vrouw. Zij werkt in de zorg. Op woensdag 21 oktober ontving ze van de GGD een oproep zich meteen te laten testen. Vrolijk stapte ze in de auto. ‘Ik corona, kom nou.’ Maar een dag later bleek ze positief en zij niet alleen maar met haar 30 bewoners van het verpleeghuis waar ze werkt en vijftien van haar collega’s.

Nederland stond die dagen diep in het coronarood. Wij, maar ook haar moeder, zoon, zijn

Dana met haar moeder Stajka, een van de laatste foto’s

vrouw en kind, waarmee Dana kort daarvoor samen geweest was lieten zich testen. En ja, ook zij waren besmet met COVID-19.

Op zondag 25 oktober daalde de lichaamstemperatuur van Dana van het een op het andere moment naar 33,1 graden Celsius. Binnen een uur zat ze in de huisartsenpost van het ziekenhuis waar een beginnende longontsteking vastgesteld werd. Benauwd? Zeker, erg benauwd, ook haar zoon kon van benauwdheid nog geen 50 meter lopen.

Haar 85-jarige moeder werd naar het Anthonius in Nieuwegein gebracht. Vier dagen later werd ze ontslagen. Ging het goed? Vergeet het, een paar uur later zakte haar zuurstofgehalte naar een gevaarlijke 77. Per ambulance keerde ze onmiddellijk terug naar Nieuwegein. Nu begon de horror. Ze had een longembolie gekregen. In mijn hoofd luidde van ver de doodsklok.

Ik was broeierig warm, maar had geen koorts. In mijn hoofd vlogen de gedachten als een razende door elkaar heen. Mijn lichaamskrachten smolten, maar ik had koppijn noch benauwdheid. Alleen ontwikkelde zich al snel een verschrikkelijke hik die gepaard ging met het uitspugen van slijm. Op bed of op de bank liggen was het enige dat ik die week kon, verder moest ik niets aan mijn hoofd hebben.

Dana kwam uit de crisis. Binnen een paar dagen knapte ze volledig op en ging naar het Anthonius in Nieuwegein om haar moeder bij te staan. De verzorging werd ieder uur zwaarder. Ze gaven haar 15 liter zuurstof. Ofschoon ze alle moeite deed kon ze die niet opnemen. Een behandeling op de IC was gezien de deplorabele staat van haar longen onmogelijk. Het was een longinfarct. Stikken is verschrikkelijk. Toediening van meer morfine verlicht de pijn, het zorgt voor een snelle dood.

Donderdag 5 november om 14.33 uur was haar strijd voorgoed gestreden. En dan krijg je de karige begrafenis die afgelopen dinsdag plaatsvond in haar vaderland Servië waar dagelijks ruim 3.000 nieuwe coronabesmettingen zijn. De coronaregels zijn er streng. Vier doodgravers, een pastoor en een paar bekenden, niet meer mensen mochten haar begeleiden op haar allerlaatste gang. Ze werd begraven tussen een te vroeg gestorven dochter en een zoon. Zo eindigt het leven terwijl de wereld doordraait alsof er niets gebeurt. Wanneer wij naar het graf gaan? Als COVID-19 plaats maakt voor een leven dat weer zijn normale gang kan gaan.

Harry Mulisch: ‘Doodgaan is niks voor mij’

Er zijn schrijvers en GROTE SCHRIJVERS. De tien jaar geleden overleden Harry Mulisch was één van de allergrootste schrijvers. Zijn oeuvre staat op één lijn met dat van andere hele grote schrijvers, zoals Dostojevski en Hemingway. Zijn boeken bieden het beste wat kunst teweegbrengt: de verklaring van de wereld.

Graf van Harry Mulisch op begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam.

Op 30 oktober 2010 vernam ik het nieuws van zijn heengaan op een parkeerplaats in Duitsland. Meteen moest ik denken aan een Koninginnedag in de jaren negentig in druk Amsterdam waar ik hem zag lopen op het Leidseplein. Gestoken in een spierwit pak vormde hij een dissonant met al die T-shirts en spijkerbroeken. Langzaam schreed hij door de massa die als door onzichtbare hand gedreven commentaarloos uiteen week. Aan zijn ogen zag ik dat hij genoot van de zwijgende adoratie.

Tien jaar na zijn dood verkopen nog altijd De aanslag en De ontdekking van de Hemel goed wat jammer is, want Mulisch schreef zo veel meer en elk boek is een juweel. Het zijn vooral de romans die Mulisch faam gaven. Zijn toneelstukken zijn ook niet slecht maar werden slechts enkele malen opgevoerd. In de jaren zeventig was hij gek op het spelen met woorden waaruit gedichten ontstonden. Mulisch torende ver uit boven die twee andere Nederlandse auteurs: Willem Frederik Hermans en Gerard Reve. Wie zijn boeken leest krijgt het gevoel dichter bij de wereld te staan. Op zijn begrafenis doorbrak een regenboog de grauwe lucht. Een teken van kleurig licht, alsof Mulisch de rouwenden hiermee duidelijk wilde maken: ‘Dat is gewoon niks voor mij, doodgaan.’